Heksensabbat

Arendonk



fort

Walpurgisnacht (1923), Ernst Barlach

Walpurgisnacht

Walpurgisnacht is een van oorsprong Europees voorchristelijk feest, dat wordt gevierd in de nacht van 30 april op 1 mei. Het is genoemd naar de heilige Walburga, wier translatie op 1 mei werd herdacht. Walpurgisnacht heeft betekenis voor heidenen en wicca's. Het volksgeloof wilde dat in deze nacht de boze geesten vrij spel hadden. Vieringen rond Walpurgisnacht komen voor in Duitsland, Tsjechiƫ, Estland, Zweden, Finland en Nederland. Walpurgisnacht is vooral door Goethes Faust II (1832) sterk gemythologiseerd. Vanwege deze uiteenlopende tradities heeft het feest ook diverse betekenissen en functies. De oorsprong gaat in ieder geval terug op feesten die zich richten op vruchtbaarheid en op de dunne scheidingslijn tussen leven en dood.



Heksensabbat

Op de Heksendonk te Arendonk kwamen de heksen hun sabbat vieren, op Walburgisnacht en op Paas- of Johannisnachten, maar vooral de Walburgisnacht was de bekroning van het jaar. Een gefluit in de lucht dat zij alleen maar horen, wekte de heksen op. Rap liepen ze dan naar hun zalfpot, smeerden zich in en op hun bezem of bok reden ze langs de schouw door de lucht naar de Donk.

Duizenden heksen kwamen daar samen en elk had zijn plaats. Een grote stilte ging de komst van de heksenmeester vooraf. Eerst liet de duivel al zijn heksen tellen. Dan kwamen ze één voor één voor hem neerknielen en hem kussen. De toverheks die hem het meest beviel, werd zijn koningin. Om beurten vertelden ze dan het kwaad dat ze uitgespookt hadden sedert de laatste vergadering. De mis werd bespot, met heilige hosties pleegden ze heiligenschennis en Onze Lieve Vrouw werd belasterd.

Gedekte tafels rezen dan uit de grond en terwijl de heksen aten, moesten novicen de aanzittenden met fakkels verlichten, die aangestoken werden aan een brandend licht tussen de horens van de opperduivel. Ze aten padden, vlees van gehangenen, rot vlees op het kerkhof opgegraven en vlees van ongedoopte kinderen. Ze dronken uit uitgeholde koehoeven. Maar als één van de aanwezigen nu per toeval de naam Jezus, God of zelfs "zout" had uitgesproken, zouden alle duivels verdwenen zijn en hadden ze gemerkt wat voor een vuiligheid ze aan het opeten waren.

Na het feest opende een eigenaardige muziek het bal. De muzikant zat op een verhoog en speelde op een viool van paardenhuid en zijn strijkstok was een kattestaart. Trommels en fluiten waren er ook bij. De dansende heksen maakten zotte sprongen. De sabbat bereikte zijn hoogtepunt als de grote Bok verbrand werd. Elke heks nam wat as daarvan om daarmee schade aan te richten. Bij het aanbreken van de morgen vlogen de naakte heksen weer naar huis.