De Hond van's Gravenwezel

Antwerpen



fort

Fort van 's Gravenwezel tijdens WO I

's Gravenwezel

In de 12de eeuw reeds wordt de aanwezigheid van een Zuidbrabantse adellijke familie in deze streken vermeld: de familie de Marbais. Twee redenen hiervoor: enerzijds werden ze naar hier gezonden door de hertogen van Brabant, die op deze wijze hun machtspositie wilden uitbreiden. Anderzijds bezat de abdij van Villers, evenals de abdij van Ename, enkele bezittingen in Schoten en Wesele. De abdij van Villers lag in de heerlijkheid van de Marbais, en had zelfs aan dezen zijn ontstaan te danken. Een telg van de familie, Gerard de Marbais, noemt zich bij akte in 1273 "sire de Weisele". Gerard de Marbais had geen opvolgers, en in 1301 stelt hertog Jan II graaf Wouter van Lippelo aan als heer van Wesele. De heerlijkheid van Wesele is van dan af een feit. Zijn zoon die hem opvolgt, wordt genoemd "Janne van Wesele, die men hiet grave van Wesele" en 's-Gravenwezel wordt van dan af genoemd "tGgrevenwesele". De dochter van Janne van Wesele, jonckvrouwe Lysebet van Wesele, sterft in 1444 en wordt begraven in het eerste kerkje van 's-Gravenwezel.



De Hond van 's Gravenwesel

Te 's-Gravenwezel woonde in vroegere tijden een man die een zwarte hond bezat, welke hem zeer trouw was. De man overleed en elke nacht brak zijn hond los en snelde naar het kerkhof, waar hij tot 's morgens toe op het graf van zijn meester jankte en huilde.

Weldra wist het hele dorp wat er gaande was. Sommige beweerden zelfs dat de dode uit zijn graf opstond om zijn trouwe hond tot bedaren te brengen. Maar niemand durfde zich 's nachts op het kerkhof wagen, om met eigen ogen te zien wat er 's nachts gebeurde. Toen besloot men de hond met een ijzeren ketting vast te leggen zodat hij onmogelijk zou kunnen losraken. Wonderlijk genoeg, klokslag middernacht sprong de hond met één enkele ruk zijn ketting aan stukken en snelde als een pijl naar het kerkhof, waar ditmaal een drietal boeren hem volgden.

Toen de hond een tijd lang vreselijker dan ooit op het graf gehuild had, scheurde de aarde open en in een zee van vuur en vlammen kwam de overleden boer te voorschijn. De hond jankte niet meer langer. Maar 's anderendaags vond men het geheimzinnige dier dood op het kerkhof liggen.